Hoe zorgen we ervoor dat kinderen (weer) met meer plezier sporten?

De documentaire Turn! deed al de nodige stof opwaaien, maar na de bekentenis van Gerrit Beltman kwam de rel in de turnwereld pas echt op gang. Het Noordhollands Dagblad sprak met nog tien turnsters over het schrikbewind in het turnen. Beltman gaf aan zich schuldig te hebben gemaakt aan onder meer fysieke en psychische mishandeling, vernedering en manipulatie.

Beltman gaf aan dat hij perse wilde winnen, koste wat het kost. Met willen winnen is niks mis, het wordt pas een probleem als je de focus als coach daarop gaat leggen en niet meer op het proces van ontwikkeling als mens en sporter. Want wat als je een keer niet wint? Ja, dan heb je een groot probleem!

Bij mij rees daarom de vraag hoe we in Nederland de aandacht kunnen verschuiven van winnen naar winst boeken en de prestatiemaatschappij om kunnen buigen naar plezier waardoor prestatie een logisch gevolg is. Wat mij betreft kunnen daarin de volgende vier concrete zaken veranderen. Dit geldt trouwens niet alleen voor de sportwereld, maar ook voor het bedrijfsleven. Als basis hiervoor gebruik ik de zelfdeterminatie theorie van Deci & Ryan, die zegt dat mensen de volgende psychologische behoeften hebben, te weten: competentie, autonomie en relatie (CAR)

1. Cultuur bouwen

Stel samen met je team waarden op en laat de spelers hier zelf over sparren. Neem daarnaast de ouders mee in deze cultuur. Door dit te doen stimuleer je de relatie tussen de spelers onderling, die van spelers naar trainer/coach en de driehoek trainer/coach, speler en ouder.

2. Variatie in oefenstof

Vanaf 12 jaar stoppen heel veel kinderen met sporten, omdat ze de trainer en/of de trainingen niet leuk vinden. Zorg daarom dat je varieert, biedt ruimte voor free play (vrijspelen) aan het begin en eind van de training, pas deliberate play (dwingende organisatie die gedrag uitlokt) toe en zet niet te veel in op deliberate practise (doelbewust oefenen) bij de basisschoolleeftijd. Door dit te doen stimuleer je de autonomie van spelers, want ze mogen zelf bepalen wat ze gaan doen (free play) en eigen keuzes maken (deliberate play).

3. Bepaal persoonlijke ambities

Kinderen hebben allemaal zo hun eigen talenten. Deze talenten kun je bepalen door middel van het talentenspel. Hiermee duid je de rol van spelers binnen een team. Daarnaast is het goed te bepalen welke dingen spelers willen leren passend bij de teamwaarden. Je maakt spelers zelf verantwoordelijk over hun leerproces waardoor ze autonomer worden en ze voelen zich daardoor competenter.

4. Bepaal teamdoelstellingen

Vanuit de teamwaarden en de persoonlijke ambities kun je teamdoelstellingen bepalen. Zorg ervoor dat deze niet gericht zijn op prestatie, maar op ontwikkeling van het team binnen en buiten het veld. De verbondenheid tussen spelers is het gevolg, maar ook de autonomie wordt weer aangesproken en het gevoel van competentie als de doelstellingen gehaald worden. Daarbij is het dus belangrijk realistische doelen te stellen.

Wat vind je van deze blog? Laat je reactie achter in de comments!